Ontmoet Liesbeth Verhelst, groeiprogrammacoach en mode-expert
De term modeontwerpster volstaat niet om Liesbeth Verhelst te omschrijven. Met een eigen ontwerp- en herstelstudio, een handtassenmerk en een hele resem andere lederen accessoires kan ze haar dagen gemakkelijk vullen. Neem daar ook nog eens het geven van workshops bij én het vrijwilligerswerk dat ze voor Exchange vzw doet, en je begrijpt al snel waarom ze door Marie Claire als bezige bij en ‘Woman to watch’ verklaard werd. Wij zaten even samen met Liesbeth om het te hebben over haar traject als zelfstandige en haar werk voor Exchange.
Hoe ben je in de modewereld terechtgekomen?
Liesbeth Verhelst: De eerste trigger kwam er voor mij al op jonge leeftijd. Ik maak deel uit van een identieke tweeling en tot mijn 12 jaar werden wij in dezelfde kleren gestopt. Als een ietwat logische daad van verzet en een deel van mijn zoektocht naar identiteit begon ik mijn eigen kledij te maken. Vanaf mijn 16e begon ik avondschool te volgen en al snel kreeg ik aanvragen van mensen rondom me om dat voor hen te doen.
Ik ben niet opgegroeid in een ondernemersfamilie en was zowat de enige ‘creatieve’. Ik mocht dan ook geen mode studeren. Het werd uiteindelijk orthopedagogie, maar de modegerelateerde ideeën en aanvragen bleven binnenstromen. Op mijn 18e kwam ik alsmaar meer in contact met handtassen. Ik kocht mijn eerste bij de H&M, maar die begon al snel ‘af te pellen’. Dat vond ik ronduit gruwelijk. Het vormde de basis voor wat nu zowat mijn professionele identiteit is: ik ben een ‘frustratieontwerpster’. Mijn grootste drijfveer is ‘het kan beter’. Betere materialen, betere afwerking. Ik begon zelf handtassen te maken en tijdens een studentenjob in een modewinkel vroeg de uitbaatster me of ik mijn handtas niet in de etalage wilde hangen. Binnen de week verkochten we drie exemplaren. Al snel was ik ook met handtassen vertrokken.
Je bent duidelijk met van alles bezig. Hoe combineer je dat allemaal?
Je moet sowieso keuzes maken. Ik ben ooit yogalerares geweest, maar besefte dat ik maar één persoon ben en dat grote passies moeilijk te combineren zijn als je ergens een soort van meesterschap wil behalen. Nu focus ik puur op mode.
Iedereen in mijn familie werkt bij het ministerie van financiën. Ze vonden het ‘eng’ dat ik met mode mijn boterham wilde verdienen. Ik ben opgegroeid met die angst en ben daarom ook heel voorzichtig geweest in mijn onderneming. Mijn hoofdberoep bracht stabiliteit, mijn bijberoep was mijn grote speeltuin. Nu begint mijn speeltuin zeer serieus te worden: ik ben volledig zelfstandig, wat griezelig is. Het is mijn doel om tot mijn 40ste te mogen zoeken en ‘spelen’, en vanaf die leeftijd wil ik een expertisecentrum in de mode zijn. Ik heb nog twee jaar de tijd. Wat me op dit moment hoop geeft en veilig doet voelen is dat ik een duidelijke groei zie in mijn bedrijf.
En heb je dat meesterschap al bereikt?
Ik geef les in handnaaien, in een studio waar ik dankzij een opdracht in Kenia ben binnengeraakt. Vorige week volgde ik les bij een medeleraar en die blijkt een gigantische kennis daarin te hebben. Ik ben gespecialiseerd in machinenaaien en lederverwerking met machines, en nu is er iemand die handnaaien door en door beheerst. Het is de eerste keer in jaren dat ik iemand ontmoet die mij ongelofelijk veel kan bijleren. Ben ik een meester? In enige zin wel, maar zelfs voor een meester blijft bijleren iets eindeloos. Elke ambacht is een kwestie van stap voor stap. Ik ben dus vooral een goede stapje-voor-stapjeszetter.
Duurzaamheid staat echt centraal in je werk. Merk je dat ook bij andere ontwerpers?
Ik ben me altijd bewust geweest van de eindigheid van de aarde en duurzaamheid is dan ook een essentieel deel van mijn leven. Helaas is er gigantisch veel greenwashing. Het wordt vanuit de markt gepusht, maar uiteindelijk gaan veel ontwerpers en bedrijven in eerste instantie nieuwe producten willen verkopen. Door veel te reizen naar bijvoorbeeld Afrika en Zuidoost-Azië werd ik geconfronteerd met de kracht van duurzaamheid. Mensen daar bezitten veel minder spullen en wat ze hebben, herstellen ze tot in het oneindige. Op de gekste, maar vaak super creatieve manieren. De plastieken tuinstoelen die wij oerlelijk vinden, worden er hersteld met naald en draad. In Kenia maken ze manden met verpakkingslinten van dozen.
Zelf ben ik altijd een ekster geweest als het op bijvoorbeeld plastic aankomt. Het is zo mooi, met al die kleuren en texturen, waarom gooien we dat weg? De afvalberg groeit, grondstoffen raken uitgeput…als je van een product in kaart brengt waar alles vandaan komt, word je met hallucinante resultaten geconfronteerd. Helaas willen de meeste consumenten niet investeren in herstellingen. Het is nu eenmaal duurder dan de huidige wegwerpcultuur. Frankrijk heeft daar wel een mooie oplossing voor: elke persoon krijgt jaarlijks een budget om dingen te laten herstellen. Dat zou ook hier ingevoerd moeten worden. Idealiter zouden er permanent overheidsbedrijven zijn waar je zaken kan laten herstellen.
Je hebt natuurlijk ook al wat buitenlandse ervaring opgedaan in opdracht van Exchange. Hoe ben je bij ons terechtgekomen?
Heel toevallig. Telkens als ik op reis ga, laat ik mijn voeten verzorgen. Mijn schoonheidsspecialiste had een vriendin aan wie Exchange had gevraagd om in Senegal expertise te delen over lederbewerking. Ze zag dat zelf niet zitten en vroeg of ik dat niet wilde doen. Ik was natuurlijk mega enthousiast, contacteerde Exchange, en we waren vertrokken. Ik heb toen twee missies van 11 dagen gedaan en dat was voor mij alles wat het moest zijn. Tot dan was ik een slechte reiziger: ik ging naar een land en belandde automatisch in het toeristische circuit. Door die manier van reizen heb je weinig authentieke contacten. Door je passie te delen en dagelijks te werken met mensen van daar, kom je zoveel meer te weten.
Wat mij enorm aanspreekt aan zulke missies is de flexibiliteit. Als je iets nodig hebt, is dat de helft van de tijd er niet. Maar dat is oké. We lossen dat wel op. Dat is een heerlijke traagheid die past bij mij als persoon. Ik wil dan ook die traagheid meenemen vanuit België, niet de dagdagelijkse rush die zo typerend is aan Westerse landen.
Je spendeerde ook al heel wat tijd in Rwanda voor Rwanda Clothing. Hoe ervaarde je dat groeiprogramma?
Ik werd gevraagd om mijn expertise daar te gaan delen en vroeg een van mijn beste vriendinnen uit modetechnologie mee. Dat was voor ons heel zinvol; we hebben enorm veel aan elkaar gehad. Ik heb er drie trainingen gegeven in lederbewerking; nu vervul ik de rol van programmacoach bij Rwanda Clothing en ga ik jaarlijks. Zo zag ik ook het model van Exchange evolueren van losse missies naar een langdurig groeiprogramma. Losse missies zijn fijn, maar ik zie enorm hard de meerwaarde van een programma. Een programma is doelgerichter. Een duidelijk traject met een begin en einde, een nulmeting en doelstelling. Dat is voor de groeibedrijven veel betekenisvoller en minder ‘los zand’.
Zijn er nog zulke missies gepland in de toekomst?
Ik kan in primeur meedelen dat ik in februari naar Malawi ga voor Kibébé, een productieatelier in een groot vluchtelingenkamp dat handwerk maakt en wereldwijd verkoopt. Ik heb de onderneemster achter het project ontmoet in Luik en zal in het programma een blik werpen op hun huidig aanbod van producten om dan te zien hoe ik als ontwerpster ervoor kan zorgen dat het gamma interessanter wordt voor verschillende consumenten. We zijn nu gestrand op het creëren van menstruatieondergoed voor vrouwen uit het kamp. Met de juiste producten kan Kibébé meer financiële zekerheid hebben, waardoor ze hun werk met vluchtelingen kunnen verderzetten. Dat is dan weer verbonden aan waardigheid, kunnen werken, ...
Ik ga er in aanraking komen met een heel andere bevolkingslaag. In Rwanda hielp ik producten creëren die duur zijn voor de Rwandese middenklasse en de onderneemster waarmee ik samenwerk, kleedt zelfs de president en zijn familie. In India werkte ik dan weer met de laagste kaste. Deze compleet verschillende leefwerelden en consumenten zorgen ervoor dat ik alle lagen van de modewereld ontdek, en mijn ervaring in Malawi gaat daar ongetwijfeld aan bijdragen.